Samenwerking DT&V en Soedan versterkt dictatuur

Afgelopen week had de Dienst Terugkeer en Vertrek collega’s uit Soedan op bezoek, zo maakt een tweet van directeur Internationale Aangelegenheden Hans Faber duidelijk. Ze hadden een “good session about Netherlands’ migration practices, covering entry, admission and return.” Nederland werkt op deportatiegebied al jaren samen met Soedan, een dictatuur onder leiding van de door het Internationaal Strafhof aangeklaagde president Omar al-Bashir. Bovendien bestaat de Soedanese grenswacht voornamelijk uit een voormalige, zeer gewelddadige militie.

In oktober 2011 tekenden de DT&V en de ambassadeur van Soedan een Memorandum of Understanding dat gedwongen terugkeer mogelijk maakt. Sindsdien zijn door DT&V jaarlijks 40 tot 100 laissez-passers aangevraagd bij de Soedanese autoriteiten, blijkt uit diverse WOB-verzoeken. Om diverse redenen worden veel verzoeken vervolgens weer ingetrokken, het aantal daadwerkelijke deportaties uit Nederland naar Soedan was in ieder geval tot en met 2015 dan ook beperkt: vier personen in 2011, zes in 2012, twee in 2013 en drie in 2014/2015. Cijfers over 2016 en dit jaar zijn niet bekend, wel vonden in ieder geval twee Europese deportatievluchten in Frontex-verband plaats.

In het laatste Algemeen Ambtsbericht Soedan, van 20 juni 2017, concludeert het Cluster Ambtsberichten en Terugkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken: “In het algemeen kan worden gesteld dat personen die door de Sudanese autoriteiten als een bedreiging worden beschouwd, bij terugkeer het risico lopen slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen, waaronder detentie en marteling. Hierbij kan gedacht worden aan mensenrechtenverdedigers die zich kritisch hebben geprofileerd.” Maar, aldus het Ambtsbericht, “[v]olgens diverse bronnen zou het slechts een klein aantal Sudanese asielzoekers betreffen.” En: “Volgens verscheidene bronnen zijn er geen aanwijzingen dat afgewezen asielzoekers uit Darfur of de Twee Gebieden na gedwongen terugkeer bij aankomst in Khartoum problemen ondervinden.”
Hier is blijkbaar zeer selectief van bronnen gebruik gemaakt. Zo berichtte Amnesty International in 2016 onomwonden: “In januari 2016 interviewde Amnesty International 12 Soedanezen die waren teruggestuurd uit Jordanië. Na aankomst werden zij gearresteerd, ondervraagd over hun afkomst en beschuldigd van rebellie. Ze zouden de reputatie van Soedan hebben beschadigd. Ze werden geslagen en gemarteld. Soedanese burgers die beschuldigd zijn van activiteiten voor de oppositie of afkomstig zijn uit conflictgebieden in Soedan lopen bij gedwongen terugkeer naar Soedan het risico slachtoffer te worden van ernstige mensenrechtenschendingen, inclusief willekeurige detentie, martelingen en andere vormen van mishandeling.”

Buitenlandse Zaken stelt in het Ambtsbericht ook dat wordt “[a]angenomen […] dat de Sudanese regering activiteiten van opposanten in het buitenland in de gaten houdt, maar dezerzijds is niet bekend in welke mate en wat hiervan de gevolgen zijn.” Hier lijkt wederom een bewust ‘naïeve’ houding in het spel te zijn, om de ernst en omvang van deze praktijken te bagatelliseren. Uit onderzoek van de Britse NGO’s Article 1 en Waging Peace komt naar voren dat de veiligheidsdienst NISS (National Intelligence and Security Service) Soedanese vluchtelingen in het buitenland nauwlettend in de gaten houdt. Dit resulteert in grote risico’s voor mensen die gedeporteerd worden, met name degenen die verdacht worden tegenstander van het regime van al-Bashir te zijn of die afkomstig zijn uit conflictgebieden zoals Darfur. Zij worden stelselmatig blootgesteld aan opsluiting, mishandeling en marteling.

De lange arm van het Soedanese regime ten aanzien van vluchtelingen vormde de afgelopen jaren voor bijvoorbeeld Italië, Frankrijk en België geen beletsel officiële Soedanese overheidsmissies uit te nodigen vluchtelingen te komen identificeren. De komst naar België van het Soedanese team dat in september 2017 vluchtelingen moest komen identificeren die kort daarvoor bij een razzia in Brussel waren opgepakt wekte veel beroering. Ondanks waarschuwingen van onder meer Amnesty dat het uitwisselen van informatie over individuele vluchtelingen hen in grote problemen kan brengen, zag de Belgische staatssecretaris Theo Francken, bekend om zijn xenofobe houding, geen enkel probleem. In anderhalve week identificeerde het team 43 vluchtelingen als Soedanezen. Zij zouden worden uitgezet, al dan niet onder begeleiding, zolang ze geen beroep aantekenen of asiel aanvragen.

Samenwerken met de Soedanese autoriteiten om deportatie van vluchtelingen mogelijk te maken, zoals de DT&V doet, legitimeert en versterkt een onderdrukkend regime. Sinds al-Bashir in 1989 via een militaire coup aan de macht kwam, wordt het land getekend door repressie en interne conflicten, waaronder de nog altijd voortdurende Darfur-oorlog. Het regime wordt beschuldigd van genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Sinds het Internationaal Strafhof twee arrestatiebevelen tegen al-Bashir heeft uitgevaardigd is hij internationaal een paria geworden, die nog maar beperkt in het buitenland kan reizen.

De laatste jaren ziet de EU Soedan echter vooral als partner in het stoppen van migratie richting Europa. Niet alleen diverse lidstaten halen, zoals hierboven beschreven, banden met het land aan, ook de EU als zodanig startte met onder meer het geven van trainingen aan Soedanese grenswachten en overweegt grensbewakingsmaterieel te doneren. Dit gebeurt in het kader van het zogenaamde Better Migration Management-project (BMM), dat soortgelijke steun biedt aan meerdere landen in de Hoorn van Afrika, en waar €40 miljoen uit het Noodfonds voor Afrika voor is uitgetrokken. Zo worden tientallen miljoenen die oorspronkelijk voor ontwikkelingssamenwerking bestemd waren omgeleid richting het stoppen van migratie. Dat geld belandt in ieder geval voor een deel in de zakken van GIZ, het ontwikkelingssamenwerkingsinstituut van de Duitse staat, dat het project uitvoert. Nederland maakt onderdeel uit van het stuurcomité van dit project, dat strategische aansturing moet geven.
Afgelopen zomer gaf de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), als onderdeel van het project, Soedanese grensbewakingsambtenaren training in het gebruik van het ‘grensmanagementinformatiesysteem’ MIDAS. Deze training vond plaats in het African Capacity Building Centre in Tanzania, waar dit voorjaar medewerkers van de DT&V ook trainingen gaven aan grenswachten uit Tanzania en DR Congo.

Voor donaties van materieel diende Soedan een boodschappenlijstje in, waar onder meer computers, camera’s, scanners, auto’s en vliegtuigen op voorkomen. De EU liet al weten dat behalve de vliegtuigen alles uit het budget van het BMM-project gefinancierd zou kunnen worden. Naast het directe gebruik voor grensbewaking, heeft de Soedanese overheid er inmiddels geen misverstand over laten bestaan dat geleverd materieel ook voor binnenlands gebruik aangewend zal worden. Met andere woorden: door de EU gedoneerd materieel zal ook voor interne repressie gebruikt gaan worden.
Het feit dat de EU aangegeven heeft met alle grensbewakingsautoriteiten in Soedan samen te willen werken doet nog meer alarmbellen rinkelen. De officiële grenswacht, de Rapid Support Forces (RSF), is een rechtstreekse opvolger van de beruchte Janjaweed-militie, één van de voornaamste plegers van gruwelijke misdaden tijdens de burgeroorlog. Ook in zijn nieuwe hoedanigheid blijft de RSF schuldig aan geweld, martelingen, verkrachtingen, brandstichting en plunderingen, zo blijkt bijvoorbeeld uit rapporten van Human Rights Watch en Amnesty International. Nota bene de Nederlandse regering liet in juli 2014 nog weten dat de RSF medeverantwoordelijk is voor oplaaiend geweld in Soedan, dat meer vluchtelingen tot gevolg heeft. Eind vorige maand leidde een operatie van de RSF tegen migrantensmokkel over de grens met Libië nog tot een gevecht met een bewapende militie, met tenminste 19 doden tot gevolg.
De EU ontkent weliswaar dat er geld of materieel naar de RSF gaat, maar dit is volstrekt niet overtuigend. Het risico is groot dat het uiteindelijk wel bij hen terecht komt, mede gezien de ontransparante wijze waarop de Soedanese regering bepaalt wat waar heen gaat. Ook andere actoren in het Soedanese grenscontrolecomplex zijn echter een problematische bestemming. Sinds het BMM-project van start is gegaan is er onder meer sprake van geweld tegen en deportatie van vluchtelingen uit Eritrea, een land met een minstens even onderdrukkend regime.

Neven Mimica, de Europese Commissaris voor Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, schreef in een opinieartikel na een bezoek aan Soedan in april 2016, waar onder meer het BMM-project besproken werd: “The EU and Sudan have a unique opportunity to move its sometimes complicated relationship forward. Sudan is now at the forefront to fight irregular migration and human trafficking and smuggling in Sudan and the Horn of Africa.”
Deze veranderende houding van de EU ten aanzien van Soedan wordt door het regime van al-Bashir aangegrepen om de positie van het land op internationaal vlak te verbeteren. De Europese Commissie heeft dat maar al te goed door, maar heeft zich desondanks bereid getoond om onder meer bij de Verenigde Staten te gaan pleiten voor het verlichten van de economische sancties tegen Soedan. De EU was oorspronkelijk van plan dit geheim te houden, net als de beoogde materieeldonaties binnen het BMM-project, omdat het vreest voor schade aan haar reputatie en imago. Met de desastreuze gevolgen voor vluchtelingen wordt een stuk lichtvaardiger omgesprongen, daar maakt men zich niet druk om.

Het bezoek van Soedanese grenswachten aan de DT&V past perfect binnen de Europese strategie om de banden met het dictatoriale regime van al-Bashir aan te halen. Alle bezwaren hiertegen moeten wijken om vluchtelingen zo ver mogelijk bij Europa vandaan te kunnen houden. Gelukkig zijn er ook tegengeluiden te horen tegen dit schandalige beleid. Zo organiseerden de Darfur Union en Doorbraak afgelopen april een demonstratie tegen geweld in Soedan en tegen het Europese beleid van migratiebeheersing. Een maand later demonstreerde Wij Zijn Hier, samen met de Darfur Union en Nuba Mountains Solidarity Abroad, tegen de dreigende deportatie van een vluchteling naar Soedan. Deze deportatie ging op het laatste moment gelukkig niet door. Waakzaamheid blijft echter geboden tegen nieuwe deportaties en andere vormen van samenwerking tussen de DT&V en het Soedanese regime.